Profetieën in Mattheüs

Ook het Evangelie van Mattheüs staat vol met profetieën over de komst van Mohammed.
We gaan nu de hoofdstukken 7 en 21 van het Evangelie van Mattheüs behandelen.

We lezen in Mattheüs het volgende;

Mattheüs 7:15-20
"Maar wacht u van de valse profeten, dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven. Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen? Alzo een ieder goede boom brengt voort goede vruchten, en een kwade boom brengt voort kwade vruchten. Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen. Een ieder boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen."

foto Jezus

Nergens in het Evangelie is er geschreven dat na Jezus geen profeet meer zal komen. Sterker nog: Jezus geeft in het Evangelie een criterium om valse en ware profeten te kunnen onderscheiden: men moet naar hun vruchten kijken. Aan de hand van de vrucht kan men beoordelen of een profeet vals is of niet, want een ware profeet zal een goed vrucht geven en een valse profeet een slechte vrucht leveren.
Mocht na Jezus geen profeet meer komen, dan had Jezus dit kort en duidelijk kunnen oplossen door te zeggen; "Na mij zal er geen profeet meer komen. Wie dan ook, die na mij beweert een profeet te zijn, is een leugenaar."

Het criterium dat Jezus stelt, waarmee je ware en valse profeten kunt onderscheiden, is op zichzelf een bewijs dat er na Jezus nog een profeet zou komen.
Dit bewijst tevens dat Mohammed een ware profeet is, want wat is er nog een waardevoller vrucht dan dat men mensen verlost van het aanbidden van stenen en houten afgoden, een einde maakt aan onrecht en de onderdrukking van de zwakken, dat miljarden mensen laat geloven in de enige ware God van Abraham en dat mensen aanspoort om een geestelijk hoog moraal te bereiken zodat zij een deugdzaam leven leiden?


We lezen verder in hoofdstuk 21 het volgende;

Mattheüs 21:33-44
"Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en zette een tuin daarom, en groef een wijnpersbak daarin, en bouwde een toren, en verhuurde dien den landlieden, en reisde buiten 's lands. Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot de landlieden, om zijn vruchten te ontvangen. En de landlieden, nemende zijn dienstknechten, hebben den een geslagen, en den anderen gedood, en den derden gestenigd. Wederom zond hij andere dienstknechten, meer in getal dan de eersten, en zij deden hun desgelijks. En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien. Maar de landlieden, den zoon ziende, zeiden onder elkander: Deze is de erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn erfenis aan ons behouden. En hem nemende, wierpen zij hem uit, buiten den wijngaard, en doodden hem. Wanneer dan de heer des wijngaards komen zal, wat zal hij dien landlieden doen? Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een kwaden dood aandoen, en zal den wijngaard aan andere landlieden verhuren, die hem de vruchten op haar tijden zullen geven. Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van den Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? Daarom zeg ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt. En wie op dezen steen valt, die zal verpletterd worden; en op wien hij valt, dien zal hij vermorzelen."

In de bovenstaande gelijkenis geeft Jezus een korte omschrijving van de geschiedenis der profeten.
In deze gelijkenis is de "heer des huizes" God, de "wijngaard" het Heilige Land, de "landlieden" de joden, de "dienstknechten" de profeten en de "zoon" Jezus.
Het is belangrijk om de betekenis van de symbolen uit te leggen om de gelijkenis van Jezus goed te kunnen begrijpen.

De "steen" die in deze gelijkenis wordt genoemd is zonder twijfel Mohammed, aangezien de steen in relatie wordt gebracht tot een ander volk.
Vanuit de Thora weten we dat dit het Arabische volk is, want God zegent Ismaël en belooft vanuit zijn zaad een groot volk.

Genesis 17:20
En aangaande Ismaël heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem gezegend, en zal hem vruchtbaar maken, en hem gans zeer vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik zal hem tot een groot volk stellen;

En verder..

Genesis 21:17-18
En God hoorde de stem van den jongen; en de Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, ter plaatse, waar hij is. Sta op, hef den jongen op, en houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een groot volk stellen.

Genesis 21:20
En God was met den jongen; en hij werd groot, en hij woonde in de woestijn, en werd een boogschutter.

Uit de Psalmen (118:23) lezen we dat deze steen als "wonderlijk in onze ogen" wordt beschreven.
Het is natuurlijk wonderlijk voor Israël dat God de Ismaëliet Mohammed als Profeet naar de wereld zond.

Verder zegt Jezus dat "de heer des huize" (God) "de wijngaard" (het Heilige Land) zal verhuren aan "andere" landlieden (de joden).
Een ander volk zal van de joden het Heilige Land erven. En wie anders dan de moslims zijn die landlieden?


De profetie van Jezus vinden wij elders ook terug in het Oude Testament. Alzo lezen wij;


Hooglied 1:6
..zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.

Maar ook in Jesaja. We lezen daar het volgende;

Jesaja 54:1
Zing vrolijk, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt! maak geschal met vrolijk gezang, en juich, die geen barensnood gehad hebt! want de kinderen der eenzame zijn meer, dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE.

Met de zinsnede “gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt” wordt hierboven gedoeld op Hagar (symbolisch voor Mekka). Dit omdat zij de moeder is van de Ismaëlieten die tot de komst van de Heilige Profeet geen één profeet meer heeft voortgebracht (geen barensnood gehad).
Met de “kinderen der getrouwde” worden de Israëlieten bedoeld, want zij zijn allemaal gebaard door Sara (symbolisch voor Jeruzalem), de getrouwde vrouw van Abraham. Sara is de moeder van alle Israëlitische profeten en de Messias.
Het spreekt voor zich dat de “kinderen der eenzame” hier in context staan voor de Ismaëlieten die gebaard zijn door Hagar, de Egyptische slavin van Abraham.
De “eenzame” zal uiteindelijk de Heilige Profeet baren.


Jesaja 54:2-3
Maak de plaats uwer tenten wijd, en dat men de gordijnen uwer woningen uitbreide, verhinder het niet; maak uw koorden lang, en steek uw pinnen vast in. Want gij zult uitbreken ter rechter hand en ter linkerhand; en uw zaad zal de heidenen erven, en zij zullen de verwoeste steden doen bewonen.

In bovenstaande vers wordt naar de Islamitische veroveringen verwezen.


Abu Huraira overleverde het volgende;

"Waarlijk, ik en de profeten voor mij zijn te vergelijken met een bouwwerk dat door een man gebouwd wordt, een mooi aanzien wordt gegeven, behalve de plaats van één hoeksteen die leeg is blijven staan. De mensen die dit gebouw kwamen bezichtigen, vonden het ontzettend mooi, maar zeiden steeds: “Was die laatste hoeksteen maar ook geplaatst?” Toen zei de Profeet: “Ik ben die laatste steen en ik ben de laatste der profeten". (Mohammed)